CAW Oost-Brabant

Klare taal spreken of zwijgen?

Niets is zo divers als sociaal werk. Want niets is zo divers als mensen. Hulpverlening raakt aan alle domeinen van het leven. Daarom is het vaak moeilijk samen te vatten.

Maar dat is net het mooie ervan. De oneindigheid van mogelijkheden. Tegelijk is dat een valkuil. De oneindigheid van problemen. Hoe ver ga je, waar leg je je prioriteiten, waar zijn de grenzen. Vragen die steeds weer opduiken in allerlei debatten en gesprekken over sociaal werk.

Een klare kijk hierop is dus altijd welkom. Dat was ook de beloftevolle titel voor de thema-avond die Cera onlangs organiseerde en waar Prof. dr. Frank Vandenbroucke, te gast was, universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

Een klare kijk op armoede in een rijke welvaartsstaat.

De kinderarmoede in België is groter dan die in onze buurlanden. Vooral in Brussel en Wallonië leven veel kinderen in armoede. Op zich is dat geen ‘nieuws’, maar wat de studie van Frank Vandenbroucke zo interessant maakt is dat hij aantoont wat dat precies is: ‘in armoede‘ leven; dat hij uitlegt waar we achterlopen op onze buurlanden, en waar het dus moet veranderen. Hier leest u de samenvatting van deze studie.

In een notendop

Dat een klare kijk vooral een andere kijk is, blijkt al snel. Voor professor Vandenbroucke kan je armoede niet langer uitleggen door enkel naar de gangbare cijfers en statistieken over financiële armoede te kijken. Die cijfers zijn gebaseerd op relatieve metingen en hangen af van het inkomensniveau in elk land. Zo worden mensen van wie het inkomen lager is dan 60% van het nationale mediaan inkomen als ‘arm’ beschouwd.

In de studie van Frank Vandenbroucke wordt een andere maatstaf gebruikt om de meer ‘absolute’ verschillen tussen landen te kunnen bestuderen: deprivatie bij kinderen. Die meet de dagelijkse problemen van kinderen. Hij is niet gebaseerd op een financieel concept, maar gaat uit van de toegang tot eenzelfde lijst van 17 items die men beschouwt als noodzakelijk voor elk kind dat in Europa leeft: eet het kind elke dag fruit en groenten? Nodigt het kind soms vriendjes uit thuis? Kan het kind deelnemen aan schooluitstapjes en -feestjes? Leeft het in een behoorlijk verwarmde woning? Gaat het jaarlijks minstens een week met vakantie?… Men gaat ervan uit dat een kind gedepriveerd is als het gezin van het kind zich drie of meer van deze 17 items niet kan veroorloven.

Hoe hoger het aantal items waar het kind niet over beschikt, hoe ernstiger de situatie.

Hieruit blijkt dat de deprivatie voor kinderen in België erg hoog is. En dat België het in vergelijking met onze buurlanden echt niet goed doet. De vergelijking met Nederland doet ons zelfs blozen. Hoe komt dit? Terwijl Nederland ongeveer even rijk is als België? Hoe slagen zij erin om die rijkdom beter te verdelen?

Verdelingsvragen

Volgens Vandenbroucke verdelen de Nederlanders hun rijkdom beter. Om daar een beter beeld van te krijgen kijkt hij naar het inkomen op gezinsbasis, inkomen dat gegenereerd wordt uit werk. Hij stelt hierbij twee vragen: hoe is het werk verdeeld en hoe worden de werklozen beschermd? Dit onderzoek toont dat het armoederisico vooral met tewerkstellingsmogelijkheden (en alle factoren die dit beïnvloeden) te maken heeft en met de financiële bijstand aan gezinnen waar werkloosheid heerst.

En hoe moet het verder?

De werkverdeling in België moet beter. Meer mensen moeten de kans krijgen om te werken. En niet alleen in de privésector. Hier ligt ook een belangrijke rol bij de sociale economie. De verdeling van de financiële bijstand moet beter: werkloosheidsuitkeringen, uitkering bij ziekte, maar ook de kinderbijslag moet omhoog. En dat is niet genoeg. Ook de factoren die leiden tot werkloosheid moeten worden bekeken: huisvesting, (sociale) omgeving en opleiding zijn hierbij cruciaal.

Even leek de klare kijk te vervallen in gekende koek, waar het ging over de nood aan een ‘globale, ambitieuze en gecoördineerde aanpak’ van die armoedeproblematiek, een aanpak die alle beleidsniveaus betrekt…

Maar groot was mijn aandacht toen hij daarover maar één ding zei:

Ofwel geven de beleidsvoerders hier eindelijk serieuze prioriteit aan ofwel moeten we er verder maar over zwijgen.

Wakker liggen

Ja, laten we hier toch maar van wakker liggen, van die conclusie.

Want ergens vertaalt die de moeheid die ook des mensen is, omwille van die berg schijnbaar onoplosbare problemen in onze wereld. Maar ergens pookt die ook het vuur op van de hulpverlener in ons. Die die zegt, zwijgen? Nooit!

En dus werken we verder aan een betere samenleving, blijven we op de barricades staan, hoe klein we ook zijn, en blijven we pitsen en om aandacht vragen voor het werk dat we doen. Hoe simpel en nietig het ook soms kan lijken, niets is minder waar. Getuige hiervan is de fototentoonstelling TROTS. In Cera te bezichtigen nog tot 26 april. De initiatiefnemers zijn Philippe Swiggers, Erik Vlaminck en Bert Lambeir.

‘Trots’ verwijst naar datgene wat ieder mens, ook de meest kwetsbare, als laatste houvast heeft en wat voor de sociaal werker altijd weer een aanknopingspunt is. Trots verwijst ook naar de uitnodiging aan de sociaal werker om zijn eigen dagelijkse, menselijke handelen naar waarde te schatten. Tot slot is Trots een appel aan de welvaartsamenleving om te beseffen dat het sociaal werk een wezenlijke bijdrage levert aan het welzijn van alle burgers en dus van de samenleving an sich.’Bert Lambeir