Transithuis: een uniek initiatief

Het Gentse Transithuis van het CAW Oost-Vlaanderen geeft aan mensen in een onzeker verblijfsstatuut — zeg maar vluchtelingen, asielzoekers en mensen zonder papieren — sociaal-juridische en psychosociale hulp. Al sinds 1986. Een terugblik en een kijk op de huidige werking van dit bijzonder initiatief met Katie Van Cauwenberge, mede-oprichtster van het huis, en Frances Van Belle, teamverantwoordelijke.

Starten

Katie: ‘1986. In Gent stelden we vast dat er plots meer en meer asielzoekers aan de deur klopten. Er was voor hen geen opvang. De gewone onthaaltehuizen voor dak- en thuislozen deden hun best. Het OCMW zat met de handen in het haar, want ze wisten ook niet waar ze met die mensen heen konden. Ik was toen actief binnen Oikonde rond begeleid wonen, vooral bedoeld voor mensen uit de psychiatrie. Wij dachten: “Als wij nu deze woonvorm ook zouden gebruiken voor asielzoekers, dan is dat misschien een deel van de oplossing.” Het eerste doel was residentiële opvang aanbieden, maar eigenlijk kwam daar snel ook ambulante dienstverlening bij. Wij zochten een huis dat geschikt was om toch een aantal asielzoekers op te vangen en vonden een vroegere protestantse kerk met plaats voor een negental mensen. Bedoeling was dat die daar een paar maanden zouden verblijven, en bij ons bed, bad, brood en begeleiding zouden krijgen.
Het werd een overrompeling. Toen waren het vooral Ghanezen die naar Gent kwamen afgezakt. Sommigen kwamen rechtstreeks bij ons, anderen werden doorgestuurd vanuit het Klein Kasteeltje in Brussel, anderen kwamen van Zon en Zee, een vakantiecentrum dat door de federale overheid was ingehuurd om die grote massa op te vangen.

We hadden één huis en één bureau om juridisch advies te geven over de procedure. Dat was een heel heftige en intense periode, want ik stond er helemaal alleen voor. We hebben daarna een tweede huis in Sleidinge geopend met nog eens vier plaatsen. Maar dat was gewoon veel te weinig.

De meeste Ghanezen kwamen om economische redenen naar hier, maar van zodra zij wisten dat er weinig kans was op een positief resultaat, zijn zij weer vertrokken, naar andere landen in Europa, naar Amerika, naar Canada. In 1988 waren ze allemaal weg. De tweede grote groep waren Iraniërs die toen voor het regime van de Ayatollah Khomeini waren gevlucht. Toen hadden we weinig taalproblemen omdat zowel de Ghanezen als de Iraniërs Engels spraken.
Financieel waren er wel altijd problemen. Het OCMW was niet echt bereidwillig om financiële steun te geven. Dan hebben wij zelf, met de steun van het Belgisch Comité voor Hulp aan de Vluchtelingen, tijdelijk die rol opgenomen. We kregen geld van de federale overheid en de asielzoekers kwamen bij ons om leefgeld.’

Professionaliseren

Frances: ‘Ik ben nu opnieuw verantwoordelijke van Transithuis. Ik sta in voor de praktische, organisatorische kant van de werking. Naast het Transithuis is er ook een nieuw project rond de opvang en oriëntatie van mensen zonder papieren. Er wordt opvang voorzien en juristen en perspectiefbegeleiders kijken wat er nog mogelijk is om aan een wettig verblijf te geraken. Als dat niet kan, bekijken we of terugkeer een optie is.

In het verleden was ik ook al even teamverantwoordelijke van het Transithuis. Ik herinner mij nog mijn start, met de eerste vluchtelingenstroom uit Joegoslavië. We zaten in de Meibloemstraat en daar stonden mensen tot om de hoek aan te schuiven. Hallucinant. Er zaten ik-weet-niet-hoeveel mensen in de wachtzaal en één medewerker was daar letterlijk het verkeer aan te regelen. Drie andere medewerkers zaten naast elkaar aan hun bureaus, zonder tussenschot. Ik dacht: “Wat is dat hier?”

Een soort “Eerste hulp bij papieren”.

Het Transithuis is gekend tot ver over de landsgrenzen. Dat is echt niet normaal, we krijgen telefoons vanuit het buitenland. We zijn eigenlijk een beetje slachtoffer van wat we kunnen en doen. Dat komt niet door foldertjes, wel door mond-tot-mondreclame. Soms komen hier mensen van bij hun advocaat om toch nog eens te controleren of die wel de juiste dingen heeft aangeraden. Vorig jaar hebben we moeten zeggen: “Wij krijgen Gentse subsidies, dus daar bakenen we af.” En dan is het nog non stop doorwerken. De telefoon stopt niet met rinkelen.

Daarom worden er nu in alle Oost-Vlaamse CAW-huizen vormingen gegeven voor onthaalmedewerkers. Een soort “Eerste hulp bij papieren”. We proberen ook efficiënter te zijn, bijvoorbeeld met infosessies in groep over bijvoorbeeld gezinshereniging. Veertig aparte afspraken of in twee groepen van twintig uitleg geven: de tijdswinst is enorm. We moeten ons constant heruitvinden om aan de vraag te kunnen voldoen. Want hoe je het ook draait of keert, we zijn met 2,9 voltijds equivalenten. Ze denken soms dat hier een hele groep zit. Niet dus.’

Aanvaarding zoeken

Katie: ‘Het is altijd heel moeilijk werken geweest en het werd niet altijd goed aanvaard. Toen we startten aan de Drongensesteenweg kregen we vrij snel een brief dat er een bom zou ontploffen. “Wij gaan niet akkoord met de opvang van die mensen. De buurt is daar niet mee opgezet.” We hebben de politie ingeschakeld en het is gelukkig daarbij gebleven. Later in de Meibloemstraat is er wel een brandversnellend product in de gang gegooid en hebben we brand gehad. Ook daar zeiden ze dat de buurt niet akkoord ging. Dan gingen we praten met de mensen om hen duidelijk te maken dat die asielzoekers hun situatie ook niet gewild hadden. Dat ze zeer kwetsbaar waren. Dat zij uit situaties kwamen die onmenselijk waren.

Even moeilijk ging het als we een woning voor hen zochten. Ik moest de gevoelige snaar bespelen, anders lukte het helemaal niet. “Het waren allemaal bandieten die de gevangenis ontvluchtten door naar hier komen.” Ik denk niet dat zulke denkbeelden plots verdwenen zijn.’

Obstakels en problemen

Katie: ‘Sommige vluchtelingen zijn hier al jaren. Ze hebben een leven opgebouwd. Door de gezinshereniging komen hun ouders, broers en zussen naar hier maar die kennen de situatie hier niet. Of mannen die hier al lang zijn en dan met iemand van hun geboorteland trouwen: dat is niet simpel. We staan daar niet bij stil. Welke drama’s er soms achter de verhalen zitten.’

Frances: ‘Er zijn nog een hele reeks andere obstakels, denk aan de taal. Of: niet iedereen kan lezen of schrijven. Als je de hele tijd bezig bent met overleven en papieren regelen, dan is werken ook geen evidentie. Sommigen werken zich te pletter in een of ander slecht statuut en komen er niet aan toe om hun eigen situatie te verbeteren.’

Katie: ‘Als we dan van plan zijn om mensen naar hier te halen om bepaalde jobs in te vullen, moeten we er wel voor zorgen dat ze menswaardig kunnen wonen en leven.’

Frances: ‘Voilà, het moet een pakketje zijn dat we aanbieden. Sommigen hebben wel een diploma, maar dat wordt vaak niet erkend.’

Frances: ‘In het Transithuis komt de grootste groep nu uit Afghanistan. De intra-Europese migranten komen minder naar ons omdat die hier “mogen” zijn, als ze werken. Die hebben een ander statuut. Maar die zitten met andere problemen: kinderen die niet naar school gaan, een huisvesting die ook nergens op lijkt, huizen waarin vier, vijf of zes grote gezinnen wonen en dan krijgen ze miserie met de buren en huisbazen.’

Katie: ‘Die huisjesmelkerij hebben we serieus aangepakt. Er is daarover zelfs een themaproces geweest, alle huisjesmelkers werden in éénzelfde zitting berecht. Ik heb toestanden gezien! Schrijnend, ongelooflijk, verschrikkelijk.’

Dit artikel verscheen in Magis

Dit artikel verscheen ook in Magis, het magazine van CAW Oost-Vlaanderen (jaargang 10, nr. 2, apr-mei-jun). Blijf op de hoogte: schrijf je in en ontvang Magis in je brievenbus of digitaal.